Stel je voor: de zon komt langzaam op, de lucht is nog koel en helder. Je schoenen knerpen over grind en aarde, vogels zingen ergens boven je in het bos. Voor je ligt geen asfaltparcours met duizend man strak in het gelid, maar een kronkelig pad vol wortels, stenen en bochten die je niet kunt voorspellen. Dát is trailrunning. En voor steeds meer lopers wordt het ultieme avontuur niet alleen een trail van twintig of dertig kilometer, maar een ultra: alles wat verder gaat dan de klassieke marathonafstand.

De vraag die je als nieuwsgierige hardloper onvermijdelijk krijgt is: hoe bereid je je daar in hemelsnaam op voor? Het idee van 50, 80 of misschien wel 100 kilometer klinkt bijna absurd. Toch is het bereikbaar, mits je slim te werk gaat. Niet harder, maar wijzer trainen. Niet alles gooien op pure kilometers, maar ook op herstel, voeding, materiaal en – misschien wel het belangrijkste – je hoofd.

Het geheim van ultra’s: niet de afstand, maar het ritme

De grootste misvatting over ultra’s is dat je alleen maar een beestachtig uithoudingsvermogen nodig hebt. Natuurlijk, kilometers maken hoort erbij. Maar wie denkt dat je gewoon “nog meer marathons achter elkaar moet lopen”, mist de essentie.

Ultra’s gaan niet over snelheid, maar over ritme. Een tempo waarin je urenlang comfortabel kunt bewegen. Het is bijna een meditatieve staat: één voet voor de ander, rustig ademhalen, niet te snel, niet te gretig. De lopers die te hard van start gaan, worden onverbiddelijk afgestraft. Wie het juiste ritme vindt, kan ineens veel meer dan hij of zij ooit dacht.

Train minder hard, maar slimmer

Wie van de weg komt, is vaak gewend aan intervaltraining, tempoblokken, strakke schema’s. Natuurlijk hebben die hun plek. Maar in de voorbereiding op een ultra verschuift de balans. Je gaat vaker lang en rustig lopen, soms twee dagen achter elkaar. Het gaat erom dat je lichaam leert omgaan met vermoeidheid, dat je benen wennen aan uren op de been zijn.

Dat betekent niet dat je de snelheid helemaal mag vergeten. Korte heuvelsprints, krachttraining en een enkele tempoloop houden je lijf sterk. Maar het zwaartepunt ligt op duur en herstel. Juist die lange, trage kilometers bouwen de motor waar je straks op kunt vertrouwen.

Voeding: je tank is nooit leeg, tenzij je vergeet te tanken

Op de weg kun je soms een marathon doorkomen met drie gels en een paar slokken sportdrank. Op een ultra gaat dat niet werken. Je loopt uren, soms door bergachtig terrein, en je lichaam schreeuwt om brandstof.

Daarom moet voeding een integraal deel van je training worden. Probeer onderweg te eten wat je straks ook tijdens de wedstrijd wilt gebruiken. Dat kunnen gels zijn, maar veel lopers stappen over op vast voedsel: bananen, gedroogd fruit, nootjes, soms zelfs hartige snacks zoals wraps of bouillon. Je spijsvertering moet leren werken tijdens inspanning, en dat vraagt oefening.

Een gouden regel: wacht nooit tot je honger hebt. Eet en drink regelmatig, alsof je een kampvuur aanhoudt dat niet mag doven. Kleine beetjes, vaak. Zo voorkom je dat je “de man met de hamer” tegenkomt – of in dit geval: een complete muur van vermoeidheid ergens op kilometer 60.

Materiaal: je beste vriend of je grootste vijand

Niets is zo genadeloos als slecht gekozen materiaal tijdens een ultra. Een klein schuurplekje kan na tien uur uitgroeien tot een open wond. Te weinig grip kan je in de modder laten glibberen. Een slecht passende rugzak kan je schouders breken.

Daarom geldt: test alles, en test het lang. Schoenen, sokken, vest, softflasks, jasje, hoofdlamp – loop er niet alleen een uurtje mee, maar gebruik ze tijdens je lange trainingen. Zo ontdek je of die ene naad je irriteert, of dat vest toch gaat schuren, of die lamp wel sterk genoeg is voor nachtelijk bos.

De meeste ultra’s hebben verplichte uitrusting: regenjas, EHBO-set, telefoon, soms een reddingsdeken. Zorg dat je alles niet alleen bij je hebt, maar dat je er ook vertrouwd mee bent. Je wilt niet op een regenachtige nacht voor het eerst prutsen met je jasrits of hoofdlamp.

Herstel: de vergeten training

De grootste valkuil van beginnende ultralopers is niet te weinig trainen, maar te veel. Enthousiasme is een kracht, maar kan ook je achilleshiel worden. Spieren, pezen en gewrichten hebben tijd nodig om sterker te worden. Ga je daar te roekeloos mee om, dan staat een blessure op de loer.

Zie herstel als onderdeel van je training. Slaap is je beste vriend. Eet voedzaam. Doe aan yoga of stretchen. Gun jezelf een rustdag zonder schuldgevoel. Een ultra win je niet alleen in de kilometers die je maakt, maar net zo goed in de momenten waarop je niets doet en je lichaam de kans geeft sterker terug te komen.

Het mentale spel: je grootste uitdaging

Vraag een ultraloper wat het moeilijkste deel is, en negen van de tien keer gaat het antwoord niet over benen of longen, maar over het hoofd. Er komt een punt – soms op kilometer 40, soms op 80 – waarop je lijf protesteert, je brein begint te zeuren en de finish nog eindeloos ver weg lijkt.

Hoe je daarmee omgaat, maakt het verschil. Sommige lopers gebruiken mantra’s of muziek. Anderen hakken de afstand in kleine stukjes: “alleen nog tot de volgende verzorgingspost”. Weer anderen vinden steun in de natuur om zich heen, of in de verbondenheid met medelopers.

Het besef dat het normaal is om je slecht te voelen helpt al enorm. Het gaat voorbij, als je blijft bewegen, eten en drinken. Een ultra is niet een rechte lijn van begin tot eind, maar een golf van ups en downs. Wie dat accepteert, wint de mentale strijd.

Kies je avontuur verstandig

Niet elke ultra is hetzelfde. Er zijn wedstrijden van 50 kilometer over glooiende bospaden, en races van 100 mijl door de Alpen met tienduizend hoogtemeters. Laat je niet gek maken door wat anderen doen, maar kies iets dat bij jouw niveau en ervaring past.

Een eerste ultra van 50 of 60 kilometer, liefst in bekend terrein, is een geweldige opstap. Bouw van daaruit rustig uit. Je hoeft niet meteen de zwaarste bergklassieker te kiezen. Een ultra lopen is al een overwinning op zich, ongeacht de afstand of het profiel.

Waarom je dit avontuur nooit vergeet

Vraag aan iemand die ooit een ultra liep, en je ziet hoe de ogen gaan glimmen. Het gaat niet om een tijd op de klok, maar om de reis. De uren in de natuur, de gesprekken met vreemden die vrienden worden, de momenten waarop je dacht dat je niet meer kon en tóch doorging.

Het is rauw en puur. Het haalt je uit je comfortzone en zet je oog in oog met jezelf. En als je dan, na misschien wel vijftien uur, eindelijk de finish bereikt… dat gevoel draag je de rest van je leven mee.

Tot slot

Je eerste ultra trail is geen eindpunt, maar een begin. Het begin van een ander soort hardlopen, waar het niet draait om snelheid of records, maar om beleving, doorzettingsvermogen en de kracht van het moment.

Train slim, herstel goed, eet onderweg, vertrouw op je materiaal en vooral: geniet van het pad. Want de echte magie van een ultra zit niet in de finish, maar in elke stap die je zet op weg ernaartoe.

👉 Sta jij op het punt je eerste ultra trail te lopen? Deel jouw plannen of vragen hieronder in de reacties – misschien kunnen we elkaar verder helpen.


Geef een reactie

Je e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *

WordPress Cookie Plug-in door Real Cookie Banner